Het kinderdoodshemdje dat moeder me gaf. |
Dag Anne Marie,
Nu heeft moeder me toch iets gegeven... Ik ging bij haar langs om een krop andijvie te brengen die bijna ging doorschieten op het land. Ze riep me bij haar linnenkast en gaf me een klein, wit jakje in handen. Het was opgevouwen, dus aanvankelijk wist ik niet waar ik aan moest denken. 'Dit is voor jou', zei ze. 'Na de geboorte van jouw zus Neeltje heb ik het niet meer nodig gehad.' Ik vouwde het uit en zag wat het was: een kinderdoodshemdje. Moeder vertelde: 'Ik heb het gemaakt in 1887, kort voordat Neeltje werd geboren. Het is het zesde doodshemdje dat ik voor een baby heb genaaid. De eerste vijf heb ik moeten gebruiken, dat weet je. Ik dacht: ik geef het aan Plonia, want een doodshemdje maken is geen vrolijk werk.'
Kindersterfte
Wil je wel geloven dat er tranen in mijn ogen sprongen? Terwijl moeder koffie zette, heb ik het jakje uitgespreid op de tafel voor mij. Het is van mooie katoen, met een kantje langs de hals. Ik heb besloten dat mijn kind dit gewoon gaat dragen. 't Is te mooi om het te bestemmen voor een donker kistje onder de grond. Gelukkig sterven er nu, na 1900, al minder kinderen dan voor de eeuwwisseling. Dat las ik pas in de krant.
Mevrouw Kool-Smit
Je vroeg me in jouw schrijven of ik begrijp dat je liever buitenshuis werkt dan thuis. Nee, geenszins. Maar ik kan me ook geen voorstelling maken van jouw werk. En van jouw huishouding evenmin. Die mevrouw Kool-Smit waar jij over schreef vond dat vrouwen in een isolement zaten. Dat geldt voor mij niet hoor. Ik heb aanspraak genoeg! De bakker, de marskramer, de kruidenier, de scharensliep, mijn broers en zussen, de buurvrouwen, mijn man Arie, mijn ouders; de hele dag door spreek ik mensen. Mevrouw Kool-Smit hoeft zich over mij geen zorgen te maken.
Uw liefhebbende,
Plonia
Geen opmerkingen:
Een reactie posten