Kostuumdrama


Ottoland, 31 maart 2012

Ha Plonia,

Na lezing van jouw brief voelde ik me een beetje schuldig. Voor mij is Gerrit Weppelman een verre voorvader, voor jou gaat het om jouw vader en grootouders. Bovendien: tegen een buitenechtelijk kind wordt in het Alblasserwaardse Hardinxveld van jouw tijd anders aangekeken dan in mijn wereld. Op internet (ik ga niet uitleggen wat dat is) werd al gereageerd op jouw brief. Iemand schreef:


Rond 1845 kwam het best vaak voor dat kinderen voorechtelijk ter wereld kwamen. Bijvoorbeeld omdat de vader in het leger zat en geen toestemming kreeg om te trouwen. Of om "te kijken of het wel ging".

Hoe tolerant mensen er in de negentiende eeuw tegenover stonden, blijft wel de vraag. Uit achttiende eeuwse archieven blijkt in ieder geval dat de overheid boetes uitdeelde aan mensen die voor het huwelijk 'vleeselijke conversatie' hadden. En in de kerk moesten de 'schuldigen' tot ver in de twintigste eeuw hun zondige daad beleiden.
Wat in mijn ogen het belangrijkst is: dat Maatje en Izaak het goed hadden samen. Er valt natuurlijk meer over te zeggen, ook vanuit godsdienstig perspectief. Dat komt later misschien nog eens, bij een goed glas wijn.
Overigens hoop ik een doopregister te vinden waaruit mogelijk blijkt of Izaak Weppelman de vader is van jouw vader. Mijn speurtocht is nog niet ten einde...
Bij deze brief vind je overigens een kopie uit het geboorteregister van Woudenberg, met de naam en geboortedatum van jouw vader. Het jaartal stond erboven: 1844.

Nu iets om jou vrolijk te maken: het lijkt erop dat ik iemand heb gevonden die jouw kleding wil namaken! Na jouw dramatische brief vond ik het tijd worden voor de kostuums, om het kostuumdrama compleet te maken.
Over een paar maanden kan ik bij een van mijn brieven wellicht een foto voegen waarop ik eenzelfde blouse en rok aanheb als jij op deze foto: 
Dan kan ik uitproberen hoe het is om het huishouden te doen met zo'n lange rok aan. Het lijkt me behoorlijk lastig. En het corset ga ik achterwege laten!

Akte verbrand

Hardinxveld, 28 maart 2012

Beste achterkleindochter,

Ik heb de huwelijksakte van mijn grootouders verbrand; niemand mag hem te zien krijgen. Nadat ik de kopie van jou had ontvangen, heb ik minstens een uur met mijn hoofd in mijn handen aan de keukentafel gezeten. Mijn vader, de onberispelijke ouderling uit Hardinxveld, de hardwerkende smid, de man die elke zondag twee keer ter kerke gaat... is hij een buitenechtelijk kind? Meteen nadat ik dat gedacht had, berispte ik mijzelf. Niemand kan er wat aan doen als hij wordt geboren voordat zijn ouders de huwelijksbelofte hebben afgelegd. Maar mijn grootouders, Maatje en Izaak, wat moet ik dan van hen denken? Maatje heb ik nooit gekend, zelfs mijn vader heeft nauwelijks herinneringen aan haar. Ze overleed toen hij een kleuter was. Mijn tweede naam, Christina, heb ik te danken aan de vrouw die daarna voor mijn vader zorgde. Naar haar ben ik vernoemd, en naar mijn moeder natuurlijk. Hoe moet dat voor Maatje geweest zijn: twee jaar lang de zorg dragen voor een kind zonder dat je getrouwd bent? Mijn grootouders trouwden in mei 1846, mijn vader is al geboren in februari 1844, begrijp ik uit de akte.

Nadat ik zo een tijd aan tafel had gezeten, ben ik naar de boomgaard gelopen. Daar heb ik deze en nog meer vragen één voor één van allerlei kanten bekeken. Het ene moment voelde ik me boos, het andere moment verdrietig. Het ene moment wist ik zeker dat ik het met mijn vader zou gaan bespreken, het andere moment wist ik zeker van niet. Toen ik bij de sloot naar een paar trage padden keek, vond ik dat eerst Arie ervan moest horen. Maar toen ik even later met een tak vol uitspruitend groen in mijn handen stond, besloot ik te zwijgen. De akte is tot mij gekomen uit het jaar 2012; daar moet hij maar blijven. Mogelijk heeft mijn vader nooit gehoord wat er in de eerste jaren van zijn leven is gebeurd. Het taboe is zó groot.

Roddelen
Ik ben naar binnen gegaan en heb de akte in de kolenkachel gegooid. De mensen in Hardinxveld zullen nooit kunnen roddelen over mijn vader, de vrome ouderling die buiten de echt werd geboren, de man wiens moeder in 'grote zonde' leefde, zoals velen dat zullen zien.
Of ik Arie erover zal vertellen weet ik nog niet. Ik heb nog wel een paar dagen nodig om al mijn vragen op een rijtje te zetten. Eerst moet ik nadenken. Binnenkort schrijf ik je weer.

Dure vis

Hardinxveld, 27 maart 1912

De prijzen van vis roepen bij menschen uit 2012 vragen op. Daarom heb ik mijn achterkleindochter een krantenknipsel gestuurd uit het advertentieblad voor Gorinchem en omstreken, voor iedereen met vragen over de prijs van vis:


Een buitenechtelijk kind


Ottoland, 26 maart 2012

Beste Plonia,

Een paar dagen lang heb ik geaarzeld voordat ik besloot je te schrijven over een ontdekking die ik deed. Je moet er rustig voor gaan zitten. Wat ik nu onthul, zou in mijn tijd niet veel indruk maken, maar ik weet dat het in 1912 gevoelig ligt.

In oude archieven vond ik de huwelijksakte van jouw opa en oma, Izaak Weppelman en Maatje Veldhuizen. Izaak en Maatje trouwden op 23 mei 1846, in Woudenberg. Een kopie (een soort foto van een document) heb ik bijgevoegd. In de huwelijksakte staat:

Voorts verklaarden de comparanten bij deze acte te erkennen een kind, genaamd Gerrit Cornelis Veldhuizen, alhier geboren den vijfden February achttienhonderd vierenveertig en op de registers den zevenden dier maand ingeschreven.

Dit betekent dat jouw vader al was geboren voordat jouw opa en oma trouwden. Gerrit Cornelis Veldhuizen droeg als achternaam de meisjesnaam van Maatje, jouw oma. Gerrit werd twee jaar voor het huwelijk van Izaak en Maatje geboren. Ik denk niet dat jij dit weet. Mogelijk weet jouw vader dit zelf niet eens. Over zoiets wordt in jouw tijd gezwegen. Stellen die voor het huwelijk 'vleeselijke conversatie' hebben, moeten in de kerk hun zonde belijden. Mogelijk is het in 1912 ook nog zo dat zij een boete moeten betalen aan de overheid. Misschien is het een troost voor je om te weten dat dit in mijn tijd niet meer zo is.

Allerlei vragen
Net als bij jou nu het geval moet zijn, kwamen bij mij na lezing van de akte allerlei vragen op. Is Izaak wel de vader van Gerrit? En is hij dus wel jouw echte grootvader? Als hij dat wel is, waarom is hij dan niet éérder met jouw grootmoeder Maatje getrouwd? Hadden ze geen geld, geen woonruimte of geen toestemming van hun ouders? In jouw tijd kunnen ouders een huwelijk van hun kinderen tot hun 27ste jaar tegenhouden. Hoorde Izaak bij een andere kerk dan Maatje en wilden hun ouders daarom niet dat ze trouwden?
Mogelijk geven archieven een antwoord. Maar het kan net zo goed zijn dat Maatje en Izaak de antwoorden meenamen in hun graf.

Wrede huurbaas


In Giessen-Oudekerk zette huurbaas IJzeren Jan een gezin op straat,
met meubels en al
Ottoland, 24 maart 2012   

Dag Plonia,

Jouw verhaal over het gezin dat dakloos werd, deed me denken aan een foto in een oud boekje van mijn ouders: 'Hardinxveld-Giessendam in Grootmoeders tijd'. Het is alsof de foto jouw relaas weergeeft. Alleen komt hij niet uit Giessendam, maar uit Giessen-Oudekerk. Daar werd Jan van Wijnen wegens huurschuld met zijn gezin op straat gezet. Jan handelde in kippen-, konijnen- en mollenhuiden, wat blijkbaar te weinig opleverde. Zijn huurbaas werd IJzeren Jan genoemd. Die bijnaam zegt genoeg. Bij de foto staat:

'De familie Van Wijnen kampeerde achter horden en vloerkleden langs de weg, onder slechte weersomstandigheden (het was najaar). Toen dominee Van Voorthuizen één van de kinderen - lijdend aan Sint Vitusdans - in huis had opgenomen, kwam ook het volk in beroering'.

Vrouwen met 'schorten vol biggels' en boze mannen bekogelden de hofstede van IJzeren Jan met stenen. Op de foto kun je rechts het vernielde raam van de boerderij zien. De mensen zijn niet de gezinsleden van de onfortuinlijke Jan van Wijnen, maar buurtbewoners. Links bij de hondenkar staat een bakkersknecht.

Crisisopvang
De tijden zijn veranderd, maar gezinnen die het niet redden zijn er nog steeds. Afgelopen woensdag (21 maart 2012) meldde dagblad Trouw: 'Meer kinderen kloppen aan bij crisisopvang. Het aantal kinderen dat noodgedwongen in een opvangcentrum woont, stijgt flink. (…) Ook komen steeds meer complete gezinnen met meerdere kinderen op straat te staan. Zij kunnen vaak huur of hypotheek niet meer betalen.'
De Tweede Kamer sprak woensdag over maatschappelijke opvang.

Je achterkleindochter

Op straat gezet

Hardinxveld, 21 maart 1912

In Giessendam is een gezin op straat gezet. Op weg naar mijn nicht kwam ik langs het huis. Alle huisraad stond aan de weg: een dekenkist, stoelen, een tafel... alles. Zelfs een po zag ik ertussen staan. De familie leeft nu naast het huis, achter kleden die voor een beetje beschutting moeten zorgen. Of om nieuwsgierige blikken te weren, want hoeveel bescherming bieden nu een paar kleden aan een waslijn? De kinderen scharrelden wat rond in vieze kleren. Toen ik eraan dacht dat ze de komende nacht buiten moeten slapen, ben ik naar huis gelopen om de borstrok op te halen die ik voor Arie had gebreid. Daarna ben ik naar moeder gegaan om haar te vragen of zij nog enige kleding of misschien zelfs een deken kon missen. Ze heeft de deken van zolder gehaald waar Neeltje en ik vroeger onder sliepen.
De vrouw bedankte ons toen we haar de spullen gaven, maar blij konden we haar er niet mee maken. Ze keek als iemand die alle hoop verloren heeft. Wat is armoede mensonterend.
Zojuist aan tafel zei ik tegen Arie dat het vee nog beter af is dan deze mensen. Koeien hebben tenminste een staldak boven hun koppen.
Hoe het met deze mensen zover kon komen weet ik niet. En hoe hun huurbaas zo hardvochtig kan zijn, begrijp ik nog minder. Als 't nu alleen om volwassenen ging, maar die kinders op straat zetten, hoe kan hij?

Een lege ouwe sok

Geen koek in de trommel en een
lege ouwe sok.
Hardinxveld, 19 maart

Het werd hoog tijd dat ik de vraag die me al dagen bezighield eens stelde, vond ik vanmorgen. Ik had net de koffie ingeschonken toen ik de koe bij de horens vatte.
'Zeg Arie, die schuur die jij wilt kopen, hoe lang moeten we daarvoor sparen?'
Ik roerde in mijn havermoutpap en keek naar de damp die als ochtendnevel boven het bord hing. Het was koud in de keuken, de kachel had ik nog maar net aangestoken.
'Sparen?' zei Arie verbaasd.
Hij legde zijn lepel terug in zijn bord.
'Plonia, dat zou járen duren. Zo lang wil ik niet wachten. Ik wil proberen wat geld te lenen. Bij onze ouders, bij de bank.'
Ik liet me tegen de rugleuning van de stoel zakken.
'Maar dan hebben we een schuld.'
Arie knikte. 'En een onderpand. Mocht het niet goed gaan met de hoepmakerij, dan verkopen we de schuur gewoon weer.'
Ik schudde mijn hoofd. 'Het is niet goed om schulden te maken.'
Arie legde zijn hand op mijn roerende hand. Ik liet de lepel los.
'Lieve Pleuntje, luister eens. Schulden maken door op grote voet te leven is niet goed. Maar investeren in een bedrijf is wat anders. Het geeft me de mogelijkheid zelf te ondernemen, in plaats van te zwoegen voor een baas, van de ochtend- tot de avondschemer, voor zes, hooguit zeven gulden per week.' Hij keek me indringend aan. 'Vertrouw je me?'
Ik knikte. Ik vertrouw hem. Toch drong zich vandaag het beeld van een lege sok en een lege koektrommel aan me op. Gelukkig hebben we een kleine appelboomgaard; na de oogsttijd hebben we in ieder geval een paar appeltjes voor de dorst.

Weer vrouwenstemrecht

Hardinxveld, 16 maart 1912

Aagje Hoogendoorn wil weer een Hardinxveldse afdeling van de Bond voor Vrouwenstemrecht oprichten, want de vorige is een paar jaar geleden opgeven. Ik kwam haar tegen op de dijk, toen ik melk was wezen halen.
'Ik weet het niet hoor Aaichie', zei ik tegen haar. 'Is het nou zo nodig? Onze mannen weten toch meer van politiek dan wij? En de meeste vrouwen zouden op dezelfde partij stemmen als hun man. Dus dan verandert er toch niks.'
Aagjes schudde haar hoofd. 'Pleuntje toch', zei ze. 'Vroeger mochten gewone arbeiders, zoals jouw man, ook niet stemmen. Wat vind je daar dan van? Rijke heren vonden dat het gewone volk geen verstand had van politiek. Maar ieder heeft zo zijn belangen. Daar mogen wij als vrouwen toch ook voor opkomen?'
De volle melkkan woog zwaar in mijn handen. Ik liet hem steunen op het raamkozijn van het huis waar we voor stonden.
'Kunnen die politici soms regelen dat het ophoud met vriezen als mijn handen 's winters schraal zijn en vol kloven zitten?' vroeg ik. 'Of kunnen ze ervoor zorgen dat het altijd droog weer is op wasdag? En dat ik op maandag niet om vier uit mijn bed uit hoef om de was te doen?'
Aagje keek ineens streng. 'Je moet niet alleen aan jezelf denken Plonia', zei ze. 'Denk eens aan de dienstmeisjes die uitgebuit worden door hun werkgeefsters. Of aan vrouwen die moeten leven met een man die zijn geld verkwanselt in 't café. En als zo'n vrouw wat bijverdient, bijvoorbeeld door de was te doen voor een ander, kan haar man dat geld ook nog eens opeisen. Dat wettelijke recht heeft hij! Terwijl we als vrouw toestemming van onze man nodig hebben om geld van de bank te halen.'
Ik dacht aan Arie die me elke week netjes huishoudgeld geeft en knikte. 'Ja, voor die vrouwen is het misschien wel goed als er wat verandert. Maar zou 't echt nodig zijn dat vrouwen stemrecht krijgen voordat de regering zich om zulke arme drommels gaat bekommeren? En er is toch ook een dienstbodenbond.'
Toen dacht ik aan de waterketel die ik op het petroleumstel had gezet. Ik pakte mijn melkkan op. 'Aagje, ik zal er eens over nadenken. Nu moet ik mijn ketel van het vuur gaan halen.'
Ik struikelde bijna over mijn rokken toen ik me de trap in de dijk af haastte. De ketel was haast droog gekookt. Dat komt er nou van als vrouwen zich met politiek gaan bezighouden.


Vergeten papsoorten

Mijn bordje gruttenbrei.
Ottoland, 14 maart 2012

Dag Plonia,

Kon ik vanavond maar een hapje mee-eten bij jou. Het is jaren geleden dat ik rijstebrei met krenten heb gegeten. Mijn vader maakte dat vroeger vaak, heerlijk. Ik deed er lekker veel bruine suiker over. Gruttenbrei heb ik ook alweer lang niet gegeten. Een heel enkele keer maak ik het, als ik in de winkel een pakje boekweitgrutten heb kunnen vinden. Het wordt niet veel meer verkocht. Wel boekweitmeel, maar daar kun je geen gruttenbrei  van koken.
Gruttenbrei is het lekkerst als je hem lekker dik maakt, zo dik dat je lepel er nét niet rechtop in blijft staan. En dan de volgende dag nog wat opbakken in de koekenpan. Verrukkelijk, grutjes met de friszure smaak van de karnemelk waar je ze in hebt gekookt, met een knapperig korstje aan de onderkant. En dan een beetje roomboter en flink wat stroop eroverheen.

Bij mij in huis ben ik de enige die het kan waarderen. Daarom maak ik het niet vaak. Mijn man is opgegroeid met weinig anders dan yoghurt, mijn oudste dochter heeft een koemelkallergie en de jongste heeft zich door deze twee weigeraars te veel laten beïnvloeden. Ik heb geprobeerd om haar in mijn kamp te krijgen, maar dat is mislukt. Het gevolg is dat ik nu door drie paar ogen word aangestaard als ik eens een enkele keer gruttenbrei zit te eten.
'Wat ruikt dat vreemd', zegt de een dan.
'Het ziet er ook zo raar uit', vindt de ander.
'Weet je zeker dat het niet schadelijk voor je is?' vraagt de volgende.
Ik trotseer hun blikken. De combinatie van zoete stroop met frisse karnemelk en daarbij de milde smaak van grutten... zo lekker, ik hoor hen niet eens.

Je achterkleindochter

Hooikist

Hardinxveld, 14 maart 1912

Arie heeft een hooikist voor me gemaakt. Daarin kan ik het eten laten nagaren. Zo kan ik één pan in de kist zetten en ook nog twee op mijn petroleumstellen. En het kost minder brandstof natuurlijk. Ik heb net een pan rijstebrei met krenten in de hooikist gezet. Zo blijft de brei een hele tijd goed op temperatuur. Die gaat straks heerlijk smaken: zoete krenten in melk die dik is geworden van de zachte, romige rijstkorrels. Daaroverheen strooi ik dan wat suiker. Ik zal tegen Arie zeggen dat hij zijn bord eerst goed schoon moet schrapen; het is zo jammer als er nog restjes aardappel of groente in de brei belanden. Rijke mensen eten hun pap van een schoon bord. Ze hebben dienstmeiden die al het dure servies afwassen.

Binnenkort wil ik ook weer eens gruttenbrei maken. Die maak ik met karnemelk, dat is lekkerder dan met zoete melk vind ik. En dan een klodder stroop erop, heerlijk. Zaterdag maak ik een pudding, voor de zondag. Jammer genoeg heb ik geen bessensap. Volgende winter misschien, als we bessen hebben geoogst van onze eigen bessenstruik en ik ze in een weckpot kan bewaren. Stel je voor: pudding met bessensap in februari, dat zou nog eens luxe zijn.

Een rare droom


Hardinxveld, 12 maart 1912

Afgelopen nacht heb ik vreemd gedroomd. Het komt natuurlijk door de advertentie die onlangs in de Nieuwe Gorinchemsche Courant stond. Mijn zus Neeltje had een Courant gekregen van haar schoonfamilie en liet mij de annonce zien. Er stond:

Onovertreffelijk hygiënische glazen
Weck's sterilisators
Voor het inmaken van groenten, vruchten, vleeschspijzen
Blijven maanden en jaren lang versch.

Het was een advertentie van I.C. Mortier en Zonen in Gorinchem.
Gisteravond, voor het slapen gaan, vertelde ik erover aan Arie. In het schijnsel van het olielampje dat naast ons bed staat, kon ik zien dat zijn gezicht versomberde.
'Je hebt het nog niet uit je hoofd gezet hè?' zei hij.
'Neeltje koopt misschien een weckketel', zei ik snel. 'Die mag ik dan van haar lenen. Dan hoeven wij alleen wat glazen potten te kopen.'
Langzaam knoopte Arie zijn pyjamajasje dicht. 'Nou ja', zei hij, 'je bent in september jarig. Wie weet...'
Na ons avondgebed blies ik het lampje uit, deed mijn ogen dicht en toen stond ik ineens in onze kelder. De zon scheen door het kelderraam naar binnen en ik zag rijen potten met groenten op de planken staan. Oranje wortelen, rode bieten, roomwitte bloemkool, groene bonen, rozerode stoofperen… prachtig. Terwijl ik van de aanblik stond te genieten, kwam Arie de kelder in met een enorme bos wilgentenen op zijn rechterschouder. Hij gooide de tenen neer en begon de bast eraf te schillen. Toen zag ik pas dat er ook allerlei hoepmakersgereedschap in de kelder lag.  Ik wilde er wat van zeggen, maar er kwam geen geluid uit mijn mond.

Vanmorgen moest ik om vier uur uit bed om de was te doen. Terwijl ik de zeep raspte en het waswater aan de kook bracht, kwam Arie de keuken binnen. Ik vertelde hem wat ik had gedroomd. Hij moest er hard om lachen en zei: 'Pleuntje, de kelder is jouw domein. Net als het aanrecht, de keuken en de linnenkast. Voor mijn hoepmakerij wil ik een schuur kopen.'

Boerenmeisjes en advocaat

Dit ben ik zelf, samen met mijn
man Arie. Ik draag mijn nieuwste
blouse.
Hardinxveld, 10 maart 1912

Beste achterkleindochter,

Met verwondering heb ik kennis genomen van uw bericht omtrent mijn ouderlijk huis. Dat de woning er nog staat wekt mijn verbazing niet zozeer, maar het aanzien is erg veranderd. Om te beginnen: wat zijn de vensters vreselijk groot! En het dak zit veel hoger dan nu. Toen ik mijn ouders daarover vertelde, keken zij daar wel van op. Ook de klinkers op de weg trokken mijn aandacht. In mijn tijd is de weg niet verhard. Bij regenachtig weer moet ik mijn rokken hoog ophouden en zitten mijn kousen onder de modderspatten.
Wil je de hartelijke groeten doen aan de kleinzoon van mijn broer? Grappig, nu ik dit schrijf is hij nog niet eens geboren.

Ik heb een foto bijgevoegd van mijzelf met mijn man Arie. En een foto van onze huwelijksacte. We zijn nu al meer dan twee weken getrouwd. Gisteren heb ik de laatste boerenmeisjes gegeten die nog over waren van onze bruiloft. Weet je wat dat zijn? Abrikozen in brandewijn. We hadden ook boerenjongens op onze trouwdag. Dat zijn rozijnen in brandewijn. En zelfgemaakte advocaat. Daarvan was niets overgebleven.




Jouw geboortehuis


Plonia's geboortehuis in de Peulenstraat.
Ottoland, 7 maart 2012

Hey Plonia,

Ik ben in jouw geboortehuis geweest! We zijn een eeuw van elkaar verwijderd, maar het voelde even alsof je dichtbij was.

Er woont een kleinzoon van jouw broer Izaak in het huis waar jij ooit speelde, dagdroomde en sokken leerde stoppen.
Izaaks kleinzoon heeft me gewezen waar vroeger de bedstee was: een paar meter achter de plek waar nu een toonbank staat. De nazaat van Izaak verkoopt boeken. Waar jouw vader vroeger zijn smederij had, staan nu boeken van reformatorische uitgevers op witte planken. In de vroegere huiskamer van jouw ouders zijn Bijbels opgesteld, in soorten en maten. En waar in jouw tijd een zolder met een krakende houten vloer was, is nu de woonruimte van de boekhandelaar en zijn vrouw. Het lage dak is omhoog gebracht.

Het was bijzonder om rond te lopen in het huis waar jij bent geboren en opgegroeid, meer dan honderd jaar geleden. Op de voorgevel staat de naam van jouw familie: Weppelman. En de kleinzoon van Izaak draagt ook dezelfde voornamen als jouw vader droeg. Hij had volgens het gebruik in die tijd eigenlijk Izaak moeten heten, vernoemd naar zijn opa. Maar dat vond zijn moeder geen mooie naam.

Ik was nog maar net binnen of de boekhandelaar en zijn vrouw lieten me een grote, heel oude Bijbel zien. Voorin staan met sierlijke letters de namen geschreven van jouw vader en moeder, broers en zussen. Jouw naam staat onderaan; je was de jongste. De Bijbel heeft Izaak van jouw vader gekregen. Izaaks kleinzoon denkt dat jouw vader al zijn kinderen bij hun trouwen zo'n Bijbel gaf. Als dat zo is, moet jij er ook een hebben.

Je achterkleindochter


Een eigen bedrijf

Hardinxveld, 5 maart 1912

Hoepels in een hoepmakerij. Met de hoepels worden
de duigen een ton bijeen gehouden.
Arie blijft maar praten over een eigen bedrijf. Hij wil een eigen hoepmakerij beginnen. Ik word daar zenuwachtig van. Hij moet een opslagloods hebben, voor de voorraad wilgentenen en de hoepels. En natuurlijk alle gereedschap, zoals een buigmachine en kloofhamers. Om te kunnen investeren wil hij me zo weinig mogelijk huishoudgeld geven.

Vanmiddag, toen we aan de boterham met zure zult zaten, begon hij er weer over.
'Wie eigen baas is verdient meer', zeg hij. 'Als er straks kinderen komen, moeten we al die mondjes kunnen voeden.'
Ik vond het een mooi moment om over weckpotten te beginnen.
'Stel je voor: een paar planken in onze kelder met potten vol groenten achter glas. In weckpotten kun je ook bloemkool bewaren.'
Dat zei ik expres; Arie is gek op bloemkool. Toen ik zijn ogen zag oplichten zei ik snel: 'En stoofperen'. Daar houdt hij ook erg van. Ik vergat gewoon te eten, zo vrolijk werd ik van mijn eigen verhaal. 'Rode bietjes kun je ook wecken. En kersen, pruimen, aardbeien...'
Arie legde zijn mes neer. 'Wat kost zo'n weckpot?' Ik zweeg even voordat ik zei: 'Ze zijn natuurlijk niet goedkoop.'
We zaten een tijdje stil te kauwen. Toen zei ik: 'Als jij wilt investeren in een eigen bedrijf, zou ik graag willen investeren in mijn huishouding.'
Hij begon te lachen. Ik zou een goede onderhandelaar zijn, zegt 'ie. Maar hij gaat erover nadenken.

Elfstedentocht

Hardinxveld, 2 maart 1912
Mijn oude onderbinders.

Moeder bracht me vandaag mijn oude onderbinders waar ik als kind op heb geschaatst. Die lagen nog bij haar op zolder. Ze vertelde er een bijzonder verhaal bij over een schaatstocht langs elf Friese steden. Die is ongeveer een maand geleden, op woensdag 7 februari, voor de tweede keer gereden. Er deden ongeveer zestig mensen mee, maar ze haalden niet allemaal de finish. Het was dan ook een tocht over bijna 200 kilometer! Moeder zei dat het bijna net zo ver is als van Hardinxveld naar Leeuwarden. En het gekst van alles: er deed ook een vrouw mee. Ze heeft die barre tocht niet helemaal afgelegd, want toen er iemand door het ijs was gezakt besloot de organisatie dat het afgelopen moest zijn met die Friese tocht. Die vrouw heeft toch nog een soort medaille gekregen, omdat ze er niks aan kon doen dat ze moest stoppen.

Voordat ik toch net zover zou gaan schaatsen als van hier naar Leeuwarden, dan moesten ze me toch wel een grotere beloning dan een medaille in het vooruitzicht stellen.

Moeder had het verhaal gehoord van de dienstmeid van onze burgemeester. De dienstmeid had het in de krant gelezen die bij de burgemeester wordt bezorgd. Jammer dat ze de naam van die vrouw was vergeten. Ik moet Arie eens vragen wat hij ervan zou vinden als ik 200 kilometer zou gaan schaatsen.
Related Posts Plugin for WordPress, Blogger...